Een koopje, dacht ik nog, toen ik het online zoekertje zag. Een oude spelcomputer uit mijn kindertijd voor twintig euro en dat nog niet eens zo ver uit mijn buurt. Niet dat ik er echt naar op zoek was, maar het avondlijke shoppen op tweedehands sites triggert soms een impulsief aankoopje en dat mag op tijd en stond ook wel eens. De ochtend erop kreeg ik tussendoor al een mailtje van de verkoper, diezelfde middag kon ik het voormalig technisch wonderapparaatje al gaan oppikken.
Dat kwam prima uit want ik was in de buurt en bovendien was het niet ver om. Minder dan twintig minuten rijden verzekerde de GPS. Het ingegeven adres zou me leiden naar een flatgebouw net buiten de stad. Maar zoals wel vaker gebeurde, bleek mijn virtuele baangids weer eens overoptimistisch. Van rode lichten, regen, sluipverkeer laat staan wegenwerken had dit beestje geen kaas gegeten dus na bijna drie kwartier belandde ik uiteindelijk op de afspraak.
“Yow, het is op het vierde.”
De intercom kraakte en het daaropvolgende gezoem liet me voorbij de inkomhal. De lift bracht me naar boven en bij het uitstappen zag ik dat de voordeur al openstond. Aarzelend zocht ik mijn weg naar binnen. De tv speelt luidt en ik ga op het lawaai af. Het middagjournaal bericht over een nieuwe videoboodschap waarin gewaarschuwd wordt voor extra terreur. Een overzicht van aanslagen en onthoofdingen volgt. Alweer.
“Ela, kom binnen”, roept iemand vanuit een hoekje. “Allemaal wat hé, wat daar gebeurd is. Maar ergens begrijp ik ze wel, hoor. Ik ben ook eigenlijk ook tegen het Westen.”
Voor mij zit een eeuwige student, languit in de zetel. Pens onderuitgezakt, lange haren, sandalen en een oude Metallica T-shirt die helaas veel te weinig bedekt.
Hij stamelde met nasale stem terwijl hij op zijn iPhone tokkelt en amper opkijkt.
Naast een gigantische stapel reclamefolders liggen verschillende Pizza Hut dozen en een indrukwekkende collectie lege colablikjes. Instant vraag ik me af hoe zijn tafeldekking zou zijn moest ie wel pro-Westen zijn, maar kom.
“Het is voor die Nintendo”, zeg ik ter zake komend.
Met moeite krabbelt de omvangrijke bewoner recht en haalt een kartonnen doos boven. Ik herken de inhoud van vroeger, al was dat ding in mijn gedachten kleiner en vooral properder maar ik knik bevestigend ter herkenning.
“Voila, wat hadden we gezegd, twintig euro zeker?”
Ik betaal en neem mijn vondst mee, al nadenkend welke zeep dan wel Dettol ik straks moet gebruiken om de vettige sporen van de vorige eigenaar te verwijderen.
’s Avonds laat, vrouw en kind slapen al lang, speelt thuis de tv. Het gaat weer over terreur en ik zucht. Niet dat ik het me niet aantrek, maar ik weet geen blijf met de overvolle berichtgeving. Het internet staat al vol tweets, ook het journaal bericht nu over deze tweets. En omgekeerd. Hashtags hier en daar. Onbegrip en begrip wisselen mekaar af, maar uiteindelijk zegt niemand nog iets zinvol en blijven de talloze herhalingen op me inmeppen als een betonhamer.
Uit. Weg met alle nieuws. De gedachtenstroom over deze fucked up wereld blijven nazinderen en in mijn hoofd is geen spatje rust meer te bespeuren. Tijd voor afwisseling en een kandidaat hulpje ligt daar nog onaangeroerd sinds vanmiddag.
Ik besluit mijn nieuwe oude spelcomputer aan te sluiten. Enkele minuten later zie ik op het scherm dezelfde teksten, icoontjes en figuurtjes als een dikke 30 jaar geleden. In een flits word ik terug gekatapulteerd naar vroeger, op het tapijt voor de grote tv in het ouderlijke huis. Het is even zoeken maar de specifieke behendigheid is ondanks de paar decennia nog niet helemaal verleerd. Mijn 80’s gaming sessie opent tussendoor de poort naar lang vervlogen gedachten aan vroegere tijden. De Gremlins, Scooby Doo, mijn BMX. Ik zie mijn broer en zusjes thuis bij ons in het dorp waar al lang niemand meer woont.
Langzaamaan smelt de warboel in mij hoofd. Mijn nostalgische roes werkt rustgevend. Na een tijdje wacht de nacht en ben ik tevreden. Het is zowaar een 30 jaar oud speeltje dat mijn gedachten afsluiten mag. Wat een wereld toch, mijmer ik nog even. Slaap zacht.